Artikel 1: De gemeenteraad beslist om het reglement gemeentelijk begraafplaatsen Kortemark van 19 februari 2024 per 30 juni 2025 op te heffen.
Artikel 2: De gemeenteraad keurt onderstaand ontwerpreglement gemeentelijke begraafplaatsen Kortemark goed.
Dit reglement omvat bepalingen met betrekking tot de gemeentelijke begraafplaatsen en de lijkbezorging op het grondgebied van Kortemark. Dit reglement is gekoppeld aan het tariefreglement gemeentelijke begraafplaatsen.
As: overblijfsel van een gecremeerd stoffelijk overschot;
Begraafplaats: terrein waar overledenen geplaatst of verstrooid worden;
Behoeftige: persoon wiens behoeftigheid wordt vastgesteld door het OCMW op grond van een sociaal onderzoek; Burgemeester of diens gemachtigde: de burgemeester in eigen persoon, de vervangende burgemeester of de schepen onder wiens bevoegdheid “begraafplaatsen” valt of het gemachtigd gemeentelijk personeelslid, elk naargelang het geval en de toegekende bevoegdheden;
Columbariumnis: een bovengrondse nis dienend als bewaarplaats voor asurnen, afgesloten door middel van een plaat;
Concessie: een administratief contract of grondvergunning waarbij de concessieverlenende overheid een gebruiker toelaat een perceel van het openbaar domein exclusief en tijdelijk te gebruiken, maar op precaire en herroepbare wijze;
Ere-perk voor oud-strijders: perk dat is voorbehouden om oud-strijders van de wereldoorlogen 1914- 1918 en 1940-1945 een laatste rustplaats te geven. Eventueel vervangt een monument de niet begraven erkende oud-strijders of burgerslachtoffers;
Graf: tenzij duidelijk anders bepaald of blijkt uit dit reglement, iedere laatste rustplaats van een
overledene op de begraafplaats, behalve een strooiweide en de graftekens die hiertoe behoren;
Grafkelder: een betonnen of gemetseld graf, waarvoor aan een natuurlijk of een rechtspersoon een concessie is verleend om stoffelijke overschotten of urnen in te begraven;
Graftekens: gewone grafstenen, monumenten, confessionele en niet-confessionele symbolen; alsook iedere vorm van identificatie van de overledene;
Herbestemming van een perceel of nis: de gemeenteraad kan in het kader van het openbaar belang of dienstnoodwendigheden beslissen om een perceel of een nis terug te nemen en te herbestemmen. Bij een herbestemming worden de concessies, na het voeren van een procedure conform het reglement, verplaatst of beëindigd en geruimd.
Lijk: het al dan niet gecremeerde stoffelijk overschot van een overledene;
Kinderbegraafplaats: Op de kinderbegraafplaats/sterretjesweide kunnen kinderen tem 12 jaar begraven worden;
Niet-geconcedeerde plaatsing of gratis concessie: gratis laatste rustplaats ((urn-)graf in volle grond of nis) met een minimumgrafrust van 10 jaar. In Kortemark worden niet-geconcedeerde plaatsingen 15 jaar bewaard. (voorheen gekend als “kruisrecht”);
Ossuarium: een knekelput of knekelhuisje. Hierin worden de beenderen of assen bewaard na het ontruimen van graven en nissen;
Plaatsing: het begraven van een stoffelijk overschot in volle grond of in een grafkelder of het plaatsen van een urne in een columbariumnis, in een urnenveld, in volle grond of in een graf- of niskelder;
Stoffelijk overschot: dood lichaam of asresten van een mens waarvan het overlijden is vastgesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand;
Strooiweide: een afgescheiden perk van de begraafplaats, waarop as van een gecremeerde wordt uitgestrooid en dat enkel en alleen voor dit doel of de herdenking aan de overledene mag gebruikt worden;
Ter aarde bestellen: het begraven van lijken of as in volle grond;
Urne: vaas ter bewaring van de as van een gecremeerd stoffelijk overschot;
Urnenkelder of urnenveld of niskelder of grondcolumbarium : een ondergrondse betonnen
constructie waarin asurnen begraven worden;
Wilsbeschikking: een geschreven document waarin de wensen rond begraven of cremeren, rituelen en plechtigheden en het al dan niet bestaan van een uitvaartcontract worden opgenomen. Bij overlijden levert de gemeente waar iemand ingeschreven is in het bevolkings-of vreemdelingenregister een attest van laatste wilsbeschikking af.
Sterretjesweide: De sterretjesweide biedt ouders de mogelijkheid om levenloos geboren kinderen, ongeacht de duur van de zwangerschap te herdenken.
De gemeente beschikt over volgende begraafplaatsen:
Alle gemeentelijke begraafplaatsen zijn toegankelijk:
behoudens afwijkingen die door de burgemeester vastgesteld zijn.
Afhankelijk van de bepalingen van het college van burgemeester en schepenen en de indeling van de begraafplaats zijn volgende plaatsingen mogelijk: begraven in volle grond, in een grafkelder, in een columbarium, in een urnenveld, op een strooiweide, op een kinderbegraafplaats of sterretjesweide en begraven of herdenken van oud-strijders.
Elk overlijden in de gemeente moet binnen de 3 werkdagen aangegeven worden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van ontdekking van een menselijk lijk op het grondgebied van de gemeente. De zon- en feestdagen en zaterdagen en de dagen waarop de administratieve diensten gesloten zijn, worden niet meegeteld voor het berekenen van deze termijn. Bij een verdacht of gewelddadig overlijden, waarbij de tussenkomst van het parket vereist is, kan deze termijn van 3 dagen verlengd worden.
Het overlijden wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand vastgesteld op basis van een getuigschrift afgeleverd door de behandelende arts of een arts daartoe aangesteld door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Diegenen die voor de uitvaart instaan, regelen met het gemeentebestuur de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij ontstentenis daaraan wordt, behoudens vaststelling van behoeftigheid, door het bestuur het nodige gedaan op kosten van het nalatenschap.
Voor crematie is een toestemming vereist die wordt verleend door:
- de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand waar het overlijden werd vastgesteld, indien dat overlijden in een gemeente van het Vlaams Gewest heeft plaatsgehad.
of
- de Procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar zich ofwel het crematorium ofwel de hoofdverblijfplaats van de overledene bevindt, indien het overlijden heeft plaatsgehad buiten een gemeente van het Vlaams Gewest.
De toestemming tot crematie mag niet verleend worden vóór het verstrijken van een termijn van 24 uur, ingaande met de ontvangst van de aanvraag om toestemming.
§1 Bij de aanvraag om toestemming moet een attest worden gevoegd waarin de behandelende arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, vermeldt of het overlijden te wijten is aan een natuurlijke of gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak.
§2 De Ambtenaar van de Burgerlijke Stand moet het dossier aan de Procureur des Konings van het arrondissement overmaken wanneer omstandigheden het vermoeden van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden wettigen of wanneer de arts in een van de onder §1 voorgeschreven documenten, niet heeft kunnen bevestigen dat er geen tekens of aanwijzingen van een gewelddadige of verdachte of niet vast te stellen oorzaak van overlijden zijn.
In dat geval kan de toestemming tot crematie pas worden verleend nadat de Procureur des Konings aan de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand heeft laten weten dat hij er zich niet tegen verzet.
Voor de plaatsing of verstrooiing van stoffelijke overschotten is de toestemming vereist van de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand van de gemeente waar de begraving zal plaatsvinden. Ten vroegste 24 uur en uiterlijk binnen de 7 werkdagen volgend op de dag van overlijden en na afgifte van het “verlof tot vervoer van het lijk of van de as”, vindt de plaatsing of verstrooiing plaats. Deze termijn kan mits bijzondere redenen bij beslissing van de burgemeester of zijn gemachtigde verlengd worden. Indien het overlijden te wijten is aan een besmettelijke ziekte of een ziekte die de natuurlijke en normale ontbinding van het lichaam versnelt of een andere oorzaak die de openbare gezondheid in gevaar zou kunnen brengen, kan de burgemeester bevelen onmiddellijk te begraven. Het tijdstip van begraven wordt steeds in overleg met de gemeentediensten bepaald. Omwille van dienstorganisatorische redenen, kan het gemeentebestuur een ander tijdstip voorstellen.
Behalve wanneer de openbare gezondheid het anders vereist, mag slechts tot vormneming, balseming of kisting worden overgegaan nadat het overlijden is vastgesteld door de Ambtenaar van de Burgerlijke Stand en hij een verlof tot begraven of cremeren heeft afgeleverd.
Het stoffelijk overschot moet in een kist of in een lijkwade geplaatst worden, die moet beantwoorden aan de voorwaarden bepaald door de Vlaamse Regering. Indien de overledene een implantaat draagt, dat werkt op een batterij, moet deze batterij verwijderd worden vóór de definitieve kisting, zowel in geval van begraving als van crematie.
Een balseming of enige andere conserverende behandeling, voorafgaand aan de kisting, kan volgens de door de Vlaamse Regering bepaalde gevallen.
De kisting van het naar het buitenland te vervoeren stoffelijk overschot dient te gebeuren conform de bepalingen van het decreet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging.
Het lijkenvervoer wordt, onder toezicht van het gemeentebestuur, waargenomen door private ondernemingen die ervoor zorgen dat ze ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied verloopt. Het vervoer dient steeds in de kortst mogelijke afstand te gebeuren.
§1 Het vervoer van een niet-gecremeerd stoffelijk overschot binnen het Vlaamse Gewest kan plaatsvinden vanaf het moment dat de behandelend arts of de arts die het overlijden heeft vastgesteld, een attest heeft opgesteld waarin hij verklaart dat het om een natuurlijke doodsoorzaak gaat en dat er geen gevaar voor de volksgezondheid is.
§2 Niet-gecremeerde stoffelijke overschotten moeten veilig, hygiënisch en respectvol vervoerd worden.
Vervoer naar het buitenland is onderworpen aan formaliteiten vermeld in:
a. het K.B. van 8 maart 1967, wanneer het stoffelijk overschot naar Nederland of Luxemburg moet vervoerd worden;
b. het akkoord van Straatsburg van 26 oktober 1973, wanneer het stoffelijk overschot moet vervoerd worden naar een ander land dan vermeld onder a. en dat het akkoord van Straatsburg ondertekend heeft;
c. het Regentbesluit van 20 juni 1947, wanneer het stoffelijk overschot moet vervoerd worden naar een land, niet vermeld onder a. en b.
Het vervoer van de as is vrij, doch dient te gebeuren volgens de regels van de welvoeglijkheid.
De begraafplaatsen zijn bestemd voor de lijkbezorging van:
Het college van burgemeester en schepenen kan de plaatsing of verstrooiing van personen die niet behoren tot de gerechtigden, opgenomen in artikel 17, na een schriftelijke aanvraag, toestaan.
Het college van burgemeester en schepenen bepaalt, per begraafplaats, op welke plaatsen en in welke volgorde de plaatsingen en verstrooiingen moeten gebeuren.
Behoudens in columbaria, wordt een bovengrondse plaatsing niet toegestaan.
De rouwenden kunnen bij het gehele verloop van de plaatsing of verstrooiingen aanwezig zijn.
Een plaatsing of verstrooiing moet steeds ordelijk, welvoeglijk en met de aan de doden verschuldigde eerbied gebeuren.
Plaatsing en verstrooiingen van stoffelijke overschotten kunnen plaatshebben: iedere dag van 8.30u tot 18u, met uitzondering van zondagen en wettelijke feestdagen.
De burgemeester of zijn gemachtigde kan, mits gemotiveerd verzoek, afwijkingen toestaan.
De burgemeester of zijn gemachtigde beslist in elk geval over dag en uur van de plaatsing of verstrooiing.
§1: De as van gecremeerde lijken kan:
§2: De urne met de as van de eerder overleden echtgenoot of persoon die met de overledene een feitelijk gezin vormde, wanneer de overledene dit in zijn laatste wilsbeschikking heeft bepaald of bij gebrek daaraan op gezamenlijk schriftelijk verzoek van alle bloed- en aanverwanten van de eerste graad, kan:
Wanneer de eerder overleden echtgenoot of persoon die met de overledene een feitelijk gezin vormde zich daar in zijn wilsbeschikking tegen verzet heeft, is bijzetting of bijbegraving of gezamenlijke uitstrooiing verboden.
De samen met de overledene begraven of bijgezette urne volgt de bestemming van de kist of van de urne van de laatst overledene bij opgraving van laatstgenoemde.
§ 3: Als de meerderjarige overledene geen schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking heeft overgemaakt, kunnen de echtgenoot of de persoon die met de overledene een feitelijk gezin vormde, en alle bloed- of aanverwanten van de eerste graad op gezamenlijk schriftelijk verzoek, gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden is vastgesteld op basis van een overlijdensattest of aan zijn gemachtigde beambte, beslissen om de as te plaatsen volgens eerder vermelde mogelijkheden.
Als de minderjarige overledene vanaf zestien jaar geen schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking heeft overgemaakt, kan op verzoek, gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar het overlijden is vastgesteld op basis van een overlijdensattest of aan zijn gemachtigde beambte, van de ouders of voogd beslist worden om de as te plaatsen volgens eerder vermelde mogelijkheden.
§ 4: Als de overledene geen schriftelijke kennisgeving van de laatste wilsbeschikking heeft overgemaakt en als er geen echtgenoot of persoon is die met de overledene een feitelijk gezin vormde, of geen bloed- of aanverwanten van de eerste graad, kan de persoon die in de lijkbezorging voorziet, beslissen over de asbestemming conform de eerder bepaalde mogelijkheden.
§ 5: Met behoud van de toepassing van paragraaf 3 en 4 kan, op verzoek van de echtgenoot en van de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, en in voorkomend geval op verzoek van de persoon die in de lijkbezorging voorziet, vermeld in paragraaf 4, een gedeelte van de as van het gecremeerde lijk aan hen worden meegegeven.
§ 6: De as van de overledene wordt met respect en eerbied behandeld en kan geen voorwerp uitmaken van een commerciële activiteit, met uitzondering van de activiteiten die verband houden met het uitstrooien of begraven van de as of met het overbrengen ervan naar de plaats waar de as bewaard zal worden.
§ 7: De persoon die de as in ontvangst neemt, is verantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen, vermeld in paragraaf 1 tot en met 6.
In een niet-geconcedeerd perceel of een niet-geconcedeerde columbariumnis wordt maximaal één stoffelijk overschot toegelaten, tenzij in uitzonderlijke gevallen bij gelijktijdige plaatsing, rekening houdend met de vastgestelde maximumcapaciteit per laatste rustplaats.
De bouw van grafkelders wordt niet toegelaten.
De niet-geconcedeerde graven worden vijftien jaar bewaard. Wanneer niet-geconcedeerde gronden moeten worden ontruimd, zal een afschrift van de beslissing tot ontruiming gedurende één jaar bekendgemaakt worden:
De belanghebbenden kunnen tot 2 maanden na bovenstaande termijn van 1 jaar de graftekens wegnemen conform de bepalingen van het reglement. Na die termijn worden zij van ambtswege verwijderd, en worden ze eigendom van de gemeente. Het College van Burgemeester en Schepenen beslist over de bestemming van deze materialen.
De niet-geconcedeerde graven of nissen kunnen, na goedkeuring door het college van burgemeester en schepenen, binnen de termijn van 15 jaar na plaatsing op schriftelijke aanvraag van enige belanghebbende worden omgezet in een concessie.
Een omzetting is geen verlenging. De omzetting wordt beschouwd als een initiële concessie e neemt een aanvang op datum van de eerste ingebruikname van de rustplaats en wordt verrekend conform het, bij de omzetting geldende, gemeentelijk tariefreglement begraafplaatsen.
Zolang de omvang van de begraafplaatsen dit mogelijk maakt, worden concessies verleend voor plaatsingen, volgens de tarieven opgenomen in het gemeentelijk tariefreglement begraafplaatsen. De tarieven worden betaald na facturatie.
Het verlenen van een concessie door de gemeentelijke overheid houdt geen verhuring of verkoop in. Het is een tijdelijk gebruiksrecht van een perceel of een nis in een afgescheiden plaats met een bijzondere en nominatieve bestemming nl. de opberging van niet-gecremeerde of gecremeerde lichamen.
Er mag aan de concessie, rekening houdend met bepalingen in onderhavig reglement, nooit een andere bestemming worden gegeven dan die waarvoor ze werd verleend.
Op de gemeentelijke begraafplaatsen kunnen concessies verleend worden voor:
Het aantal stoffelijke overschotten per concessie wordt bepaald conform het gemeentelijk tariefreglement begraafplaatsen. De concessies worden op het ogenblik van het eerste overlijden of bij voorbaat nominatief toegewezen. De nominatief toegekende concessies kunnen enkel door de concessiehouder of zijn erfgenamen schriftelijk gewijzigd worden.
De schriftelijke concessieaanvragen vermelden de identiteit van de aanvrager (concessiehouder), de persoon of personen in wiens voordeel ze worden ingediend (concessiebegunstigden) alsook het concessietype.
Bij niet-gedateerde concessieaanvragen wordt de datum van ontvangst beschouwd als de datum van de concessieaanvraag.
De concessie wordt schriftelijk aangevraagd met het formulier “Concessieaanvraag op de gemeentelijke begraafplaatsen.”
Wanneer één of meerdere begunstigden niet de echtgeno(o)t(e), noch de bloed- of aanverwant zijn van de aanvrager, worden de concessieaanvragen ondertekend, niet alleen door de aanvrager zelf, maar ook “voor akkoord” door alle begunstigden. Deze regeling geldt ook voor de leden van een religieuze gemeenschap.
Deze verplichting moet niet worden nageleefd bij de concessieaanvragen voor de leden van een feitelijk gezin.
In bestaande concessies waarbij niet nominatief is bepaald voor wie de concessie is bestemd, mag worden bijgezet conform onderhavig reglement en het gemeentelijk tariefreglement begraafplaatsen.
In geval van betwisting over een al dan niet verleende concessie berust de bewijslast van het bestaan van de concessie en voor hoeveel personen deze werd verleend bij de persoon die beweert de concessiehouder of een begunstigde te zijn.
Geschillen betreffende de plaatsing in een concessie worden beslecht door de Rechtbank van Eerste Aanleg of ingeval van hoogdringendheid door de voorzitter van de rechtbank die zitting houdt in kortgeding.
Concessies bij voorbaat, verleend vóór het overlijden van de begunstigde of één van de begunstigden zijn mogelijk.
Het College van Burgemeester en Schepenen is gemachtigd concessies te verlenen of concessiehernieuwingen toe te staan conform de modaliteiten, tarieven en reglementering, zoals vastgesteld op het ogenblik van de concessieaanvraag. Het College van Burgemeester en Schepenen wordt tevens gemachtigd om de concessies te beëindigen bij toepassing van een procedure van verwaarlozing.
Een eerste concessie wordt verleend voor 30 jaar. Een concessie neemt aanvang op datum van het besluit van het college van burgemeester en schepenen. Bij toepassing van een omzetting in concessie, neemt de concessie een aanvang op datum van de eerste ingebruikname van het graf of de nis.
De mogelijkheid tot hernieuwing wordt door middel van een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde gedurende één jaar voor de definitieve vervaldatum van de concessie of 1 jaar na bekendmaking van de beslissing tot procedure van terugname, bekendgemaakt aan het betrokken rustplaats en aan de ingang van de begraafplaats.
Op aanvraag van enige belanghebbende kunnen opeenvolgende hernieuwingen worden toegestaan vóór de lopende concessietermijn is verstreken. Concessiehernieuwingen worden toegestaan door het College van Burgemeester en Schepenen conform het reglement begraafplaatsen, dat op het ogenblik van de aanvraag tot hernieuwing van kracht is.
Indien er geen aanvraag tot hernieuwing van de concessie is ingediend vóór de vervaldatum, vervalt de concessie. Na het vervallen van de concessie wordt geen begraving meer toegestaan.
Concessies kunnen op uitdrukkelijke vraag hernieuwd worden door:
Hernieuwing zonder plaatsing
Aanvraag tot hernieuwing vóór het verstrijken van de concessietermijn of tot 1 jaar na beslissing tot procedure van terugname.
Hernieuwing met plaatsing
Aanvraag tot hernieuwing naar aanleiding van elke nieuwe plaatsing in een niet volzette concessie.
De duur en het tarief van de hernieuwing wordt bepaald in het gemeentelijk tariefreglement begraafplaatsen.
Hernieuwingen kunnen geweigerd worden als blijkt dat op het moment van de aanvraag de concessie verwaarloosd is. De hernieuwing wordt voor de duur van 1 jaar opgeschort, zodoende het monument of perceel conform de regelgeving te herstellen of onderhouden. Wanneer het monument of het perceel na 1 jaar, te rekenen van de beslissing tot opschorting, niet hersteld werd of van onderhoud werd voorzien, wordt de concessie definitief beëindigd.
Als geen hernieuwing wordt aangevraagd tussen de datum van de laatste plaatsing in de niet volzette concessie en het verstrijken van de periode waarvoor deze werd verleend, blijft het graf bestaan gedurende een termijn van 15 jaar, die aanvangt op datum van de laatste begraving. Bij een plaatsing van een boventallige asurn moet de concessie altijd verlengd worden.
Bij wijze van uitzondering kunnen vervallen geconcedeerde plaatsingen conform het Gemeentelijk tariefreglement begraafplaatsen alsnog verlengd worden, alsook bijzettingen toegestaan worden, indien de bekendmakingprocedure zoals bepaald in artikel 7 van het Decreet op de Begraafplaatsen en Lijkbezorging niet tijdig werd uitgevoerd.
In voorkomend geval geldt de vervaldatum van de concessie als aanvangsdatum van de verlengingsconcessie. Indien uit esthetische of ruimtelijke overwegingen de noodzaak blijkt tot grafverplaatsing, zijn de kosten ten laste van het gemeentebestuur.
Door de wet van 20 juli 1971 werden de eeuwigdurende concessies afgeschaft en worden de bestaande eeuwigdurende concessies omgezet in onbeperkt en kosteloze hernieuwbare concessies van 50 jaar. Voor zo ver deze conform is met de geldende regelgeving, berust de bewijslast of het al dan niet een eeuwigdurende concessie betreft, bij de concessiehouder of zijn erfgenamen, of bij ontstentenis hiervan, bij iedere belanghebbende. De modaliteiten houdende de concessiehernieuwing zijn van toepassing.
Retroactieve thuisbewaring is, in toepassing van artikel 24 en 24bis van het decreet van 16/01/2004, gewijzigd bij decreet van 09/12/2011, mogelijk.
De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een urne uit een perceel of nis, moet schriftelijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen door de overlevende echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner en de bloedverwanten in de eerste graad. De plaats van bewaring of verstrooiing wordt in de aanvraag aangeduid.
De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring kan slechts éénmaal worden ingediend en kan ingediend worden tot zolang de procedure van ontruiming van het perceel of nis loopt. De retroactieve thuisbewaring wordt gedurende een termijn van één jaar bekendgemaakt aan de rustplaats.
De afdekplaat van het columbarium of van de urnenkelder worden door de gemeentelijke aangestelde verplaatst zodat de urne uit het graf kan genomen worden. Genoemde afdekplaat wordt nadien teruggeplaatst. Wordt de urne verwijderd uit een grondgraf, dan wordt, indien nodig op kosten van de aanvrager, een vakman ingeschakeld die het grafteken verwijdert.
Wanneer de asurne op het ogenblik van de ontgraving beschadigd is, moet deze op kosten van de aanvrager van de thuisbewaring vervangen worden.
De termijn van gratis concessie (niet geconcedeerd perceel of nis) wordt, indien het perceel of de nis door de thuisbewaring in onbruik is, vanaf het ogenblik van de ontgraving stopgezet. Zonder uitdrukkelijke melding tot private bewaring bij de aanvraag tot thuisbewaring, wordt het grafmonument of de afdekplaat eigendom van de gemeente.
Wanneer het geconcedeerde perceel of de nis door de thuisbewaring in onbruik is en wanneer na een termijn van 2 jaar de asurne niet wordt teruggebracht naar de begraafplaats, of wanneer op het ogenblik van de aanvraag tot retroactieve thuisbewaring, gekozen wordt voor asverstrooiing op een andere plaats dan de begraafplaats, worden de modaliteiten van de vroegtijdige beëindiging van de grafconcessie toegepast. De betaalde concessieprijs kan noch geheel, noch gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Met uitzondering van de in art 44 en 45 aangehaalde mogelijkheden die aanleiding geven tot voortijdige beëindiging van een (gratis) concessie moet het grafmonument onmiddellijk herplaatst worden, zowel naar aanleiding van de aanvraag tot retroactieve thuisbewaring als naar aanleiding van het terugbrengen van de asurne.
Wanneer de concessie tijdens de periode van thuisbewaring moet hernieuwd worden, zijn de modaliteiten van de hernieuwing van een concessie van toepassing. Wanneer de concessie, tijdens de periode van de thuisbewaring, niet hernieuwd wordt, is deze vervallen.
De modaliteiten betreffende de ontgraving, opgenomen in het reglement gemeentelijke begraafplaatsen zijn van toepassing.
Sterretjesweide
De sterretjesweide biedt ouders de mogelijkheid om levenloos geboren kinderen, ongeacht de duur van de zwangerschap te herdenken.
De plek op een sterretjesweide is gratis. Sterrenkindjes worden uitgestrooid na crematie. Het uitstrooien kan enkel gebeuren op de strooiweide van de begraafplaats, dus niet op de sterretjesweide zelf. Andere wijzen van begraven zijn niet mogelijk.
Op de sterretjesweide kan geen grafteken aangebracht worden. Enkel bij het kunstwerk in cortenstaal kan een naamplaatje aangebracht worden gratis aangeboden door de gemeente. Er mogen losse boeketten, bloemstukken of andere herdenkingsvoorwerpen geplaatst worden voor het kunstwerk.
Met gezelschapsdier wordt bedoeld elk dier dat tam is en traditioneel in huis wordt gehouden voor gezelschap of voor emotionele steun.
De niet-biologisch afbreekbare urne van een of meerdere al overleden gezelschapsdieren kunnen samen met de overledene worden begraven of samen met de as van de overledene geplaatst worden conform de indeling van de begraafplaats.
De urne met as van het gecremeerde gezelschapsdier(en) mag nooit de plaats innemen van een urne van een overleden persoon. Het is niet toegelaten dat de as van het overleden gezelschapsdier wordt uitgestrooid op de stedelijke begraafplaats.
De as van het gecremeerde gezelschapsdier of van de gecremeerde gezelschapsdieren volgt de bestemming van de kist of van de urne van de overleden eigenaar bij opgraving van laatstgenoemde.
Bij opgraving dient de as van gezelschapsdieren gescheiden te worden van de menselijke resten. Indien menselijke resten herbegraven worden in ossuarium, dan zullen de asurnen van de dieren ter beschikking gesteld worden aan de nabestaanden van de overledene.
Behoudens ingevolge van de modaliteiten betreffende de retroactieve thuisbewaring, mag de beëindigen van een concessie niet tot gevolg hebben dat de minimale grafrust van 15 jaar niet wordt gerespecteerd.
Wanneer een concessie een einde neemt, kan het graf worden ontruimd en worden de nog bestaande ondergrondse constructies en de graftekens van ambtswege eigendom van de gemeente die er vrij over beschikt. Nabestaanden kunnen tijdens de procedure conform artikel 7 van het Decreet op de Begraafplaatsen en Lijkbezorging of 1 jaar na bekendmaking van de beslissing tot procedure van terugname en uiterlijk binnen de 2 maanden na bovenstaande procedure, na schriftelijke toestemming van de burgemeester of gemachtigde op eigen kosten en risico de graftekens wegnemen.
Nieuwe plaatsingen op de geruimde percelen worden 1 jaar na volledige ruiming toegelaten.
Voortijdige beëindiging op aanvraag
Op schriftelijk verzoek van de concessiehouder of zijn erfgenamen of bij ontstentenis hiervan, iedere belanghebbende, kan, rekening houdende met de minimale grafrust van 15 jaar, het college van burgemeester en schepenen:
De betaalde concessieprijs kan noch geheel noch gedeeltelijk worden teruggevorderd.
Het college van burgemeester en schepenen kan in geval van vastgestelde verwaarlozing, conform de bepalingen in het reglement, een concessie voortijdig beëindigen.
Vooraleer het College van Burgemeester en Schepenen tot een voortijdige beëindiging overgaat, zal het voornemen tot beëindiging gedurende één jaar worden aangeplakt aan de ingang van de begraafplaats en aan de betrokken concessie, en zullen, indien mogelijk, de concessiehouder of de belanghebbenden schriftelijk in kennis gesteld worden. Bezwaren tegen een voortijdige beëindiging moeten schriftelijk worden ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen.
Bij een overlijden of een concessie bij voorbaat kunnen maximaal 2 aanpalende percelen in concessie genomen worden.
De maximumcapaciteit per laatste rustplaats wordt vastgesteld als volgt:
Asuitstrooiing geschiedt op een daarvoor bestemd perceel van de begraafplaats door middel van een asverstrooiingstoestel en wordt bediend door technisch personeel van de gemeente of personeel van het uitvaartbedrijf. De strooiweide bestaat uit een droge bovenlaag en kan met gras of ander groen worden bezaaid. Ter nagedachtenis van de overledenen waarvan het as werd uitgestrooid, kan aan het daartoe bestemde herdenkingsmonument voor 15 jaar, te rekenen van de datum van overlijden, een eenvormig gedenkplaatje worden aangebracht.
Tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder het recht om op het graf van zijn vriend of verwant een grafteken te laten aanbrengen zonder afbreuk te doen aan het recht van de concessiehouder.
Er wordt geopteerd voor eenvormigheid op vlak van inrichting van de muur- en grondcolumbaria voor zover de omvang van de begraafplaats dit toelaat.
De grafmonumenten moeten voldoen aan volgende voorwaarden:
Het monument:
Volgende types van graftekens worden toegelaten:
plaatsingen in niet-geconcedeerde grond:
plaatsingen in geconcedeerde grond met grafkelder:
plaatsingen in geconcedeerde grond zonder grafkelder:
Het is niet toegelaten grafstenen of andere gedenktekens te plaatsen die door hun vorm, afmetingen, hun opschriften of aard van de materialen de reinheid, gezondheid, veiligheid, eerbiedwaardigheid en rust op de begraafplaats kunnen verstoren. Ze dienen zodanig opgericht en onderhouden te worden zodat ze:
Onmiddellijk na elke plaatsing wordt op eerbiedwaardige wijze een voorlopige naamvermelding van de overledene aangebracht. Op het perceel, waarin een stoffelijk overschot begraven werd in geconcedeerde kelder of bij een concessie bij voorbaat, moet uiterlijk 1 jaar na de aanvang van de concessie, aanwezig zijn:
Bij een niet-geconcedeerde vorm van lijk- of asbezorging of geconcedeerde lijk- of asbezorging in volle grond wordt, uiterlijk 1 jaar na de toekenning van het grondrecht, minimaal op duurzame wijze een naamvermelding en geboorte- en overlijdensdatum van de overledene aangebracht.
Indien de graftekens of grafmonumenten, conform artikel 63, niet werden aangebracht, kan dit aanleiding geven tot:
Indien de graftekens of monumenten tijdens de verdere duur van de concessie niet langer aan de voorwaarden, opgenomen in onderhavig reglement, voldoen, kan dat aanleiding geven tot het treffen van dezelfde maatregelen als deze die ingevolge de wet op de begraafplaatsen en de lijkbezorging zijn voorzien bij verwaarlozing van graven.
De graftekens die, tot uiterlijk 1 jaar na inwerkingtreding van huidig reglement, geplaatst werden en die niet voldoen aan de normen, mogen behouden blijven, tenzij zij een onmiddellijk gevaar voor de openbare veiligheid en omliggende graven vormen.
De plaatsing, de wegneming, de verbouwing van graftekens of het uitvoeren van onderhoudswerken gebeurt:
- onder toezicht van de burgemeester of zijn gemachtigde
- binnen de openingsuren van de begraafplaats. In uitzondering mogen geen wegnemingen, verbouwingen of grote onderhoudswerkzaamheden aan graftekens uitgevoerd worden tussen 20 oktober en 15 november.
Bij wegneming van graftekens naar aanleiding van ruiming, verbouwing of ontgraving, moet voorafgaand een schriftelijke toestemming van de burgemeester of zijn gemachtigde verkregen zijn. Bij de aanvoer op de begraafplaats moeten de grafmonumenten dermate afgewerkt zijn dat zij onmiddellijk kunnen geplaatst worden. De werken moeten binnen de kortst mogelijke tijd worden voltooid. Materialen noch werktuigen mogen op de begraafplaats achtergelaten worden.
Het College van Burgemeester en Schepenen wordt gemachtigd om, indien het vereist is voor de aanleg en inrichting van de begraafplaatsen, individueel afwijkingen aan de buitenafmetingen van de graftekens toe te staan.
De types afdekstenen van de nissen in alle columbaria en afdekstenen van de eenvormig ingerichte urnenvelden werden bepaald door het gemeentebestuur en dienen conform de bepalingen uit het reglement verder afgewerkt te worden door een gespecialiseerde firma. Inbreuken hierop worden ambtshalve verwijderd.
Het type afdeksteen van het urnenveld wordt als volgt bepaald:
Eenvormige grafplaten:
Er mogen geen vaste planten, struiken of boompjes aangebracht worden op of rond het perceel. Het college van burgemeester en schepenen, kan in uitzondering hierop, vaste beplanting, aangebracht vóór de inwerkingtreding van onderhavig reglement, gedogen, voor zover zij de veiligheid, toegankelijkheid, reinheid, onderhoud en zichtbaarheid niet belemmeren. De gemeente heeft het recht om onrechtmatige beplantingen te verwijderen.
Het is, binnen de grenzen van het toegekende perceel, toegelaten een graf te versieren met sierstukken, zoals bloemtuilen, bloempotten, kransen, zinnebeelden die geen aanstoot kunnen geven. Sierstukken mogen blijvend op het graf zelf geplaatst worden. Zij moeten er evenwel van verwijderd worden indien zij stuk, of van geen nut meer zijn. De bloemen en planten op de graven aangebracht, moeten steeds in goede staat onderhouden worden. Wanneer zij afgestorven zijn, moeten ze verwijderd worden. Bij nalatigheid hiervan, zal het opruimen en het verwijderen van de potten, verwelkte bloemen, sierstukken gebeuren door de gemeente.
Aan de strooiweide/sterretjesweide mogen losse boeketten, bloemstukken, potplanten of andere symbolen enkel geplaatst worden op de hiervoor voorbehouden ruimte, bij het ontbreken ervan kunnen deze geplaatst worden in de nabije omgeving van de asuitstrooiing. De gemeente heeft het recht om sierstukken te verplaatsen of te verwijderen als ze niet op de voorziene plaatsen worden gelegd. De potplanten en bloemstukken geplaatst naar aanleiding van Allerheiligen, worden weggenomen door de nabestaanden. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, worden ze door de gemeente verwijderd vanaf de eerste maandag van december.
Het onderhoud van zowel geconcedeerde als niet-geconcedeerde gronden of nissen berust bij de belanghebbenden. De ereperken van oud-strijders en de graven die op de lijst der historisch waardevolle graven vermeld staan worden respectievelijk blijvend of voor een periode van 50 jaar onderhouden door het gemeentebestuur.
Verwaarlozing, als gevolg van onderhoudsverzuim, kan vastgesteld worden als het graf doorlopend onzindelijk, door plantengroei overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is; wanneer het gedenkteken overhelt, verrot of stuk is; het grafteken niet voldoet aan de bepalingen opgenomen in onderhavig reglement. De graftekens en hun omgeving moeten voortdurend in perfecte staat van bewaring, onderhoud en reinheid gehouden worden gedurende de hele concessieperiode. Iedere natuurlijke of rechtspersoon kan instaan voor het onderhoud. Er mag geen gebruik gemaakt worden van pesticiden. Verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde. Deze akte blijft één jaar bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken van die termijn en bij niet-herstelling, wordt de concessie beëindigd door het College van Burgemeester en Schepenen en worden alle materialen (graftekens en eventueel nog bestaande ondergrondse bouwwerken,…) eigendom van de gemeente en kan van ambtswege overgegaan worden tot afbraak en/of wegname van de materialen op kosten van de familie of ander belanghebbende.
Behalve op bevel van de rechterlijke overheid, mag niet tot ontgraving worden overgegaan zonder machtiging van de burgemeester. De aanvraag moet door de echtgeno(o)t(e) of samenlevende partner en bloedverwanten in de eerste graad (opgaande en neergaande lijn) schriftelijk, gedateerd en ondertekend, gericht worden aan de burgemeester.
Onverminderd het recht van de burgemeester om in de toestemming bijzondere voorwaarden op te leggen, moeten steeds de volgende beschikkingen worden nageleefd:
Bij overbrenging naar een andere gemeente is een voorafgaandelijke machtiging van enerzijds de
burgemeester van de plaats waar de persoon begraven ligt en anderzijds van de burgemeester van de plaats waar de herbegraving is gepland, vereist. Voor de crematie na ontgraving is de toestemming vereist van de Procureur des Konings van het arrondissement van de plaats waar de aanvrager zijn hoofdverblijfplaats heeft, de plaats van overlijden, de plaats waar het stoffelijk overschot begraven is of de plaats waar het crematorium zich bevindt. Bij de aanvraag voor toestemming tot ontgraving moet een attest van de laatste wilsbeschikking van de overledene worden gevoegd. Tijdens een eventueel transport van onverteerde resten wordt gebruik gemaakt van een vloeistofdichte kist.
Graven die eigendom zijn van het gemeentebestuur kunnen deels (enkel bovengrondse constructies) of volledig ontruimd worden. Om het niet-discriminatieprincipe te respecteren wordt telkens in het laatste jaar van de concessieperiode de procedure toegepast zoals beschreven in onderhavig reglement.
Mits verkregen schriftelijke toelating van burgemeester of gemachtigde kunnen de grafmonumenten en gedenkstenen door belanghebbenden weggenomen worden.
Bij volledige ontruiming worden de stoffelijke resten ontgraven en afgevoerd naar het ossuarium op de begraafplaats. In alle gevallen wordt rekening gehouden met de naleving van de laatste wilsbeschikkingen.
Ter nagedachtenis van de overledenen van wie het graf deels of volledig werd ontruimd, kan een herdenkingszuil opgericht worden. Op deze zuil wordt op uitdrukkelijk verzoek van de nabestaanden, tegen betaling, een eenvormig gedenkplaatje aangebracht.
Op dit gedenkplaatje wordt de naam, voornaam, het geboortejaar en het overlijdensjaar van de overledene gegraveerd. Het gemeentebestuur bepaalt het model, de afmetingen, het materiaal, de inhoud en de manier van graveren. De plaatsing gebeurt eveneens door de aangestelde van de gemeente. De vergoeding voor het naamplaatje, het graveren en het plaatsen worden vastgesteld in het tariefreglement gemeentelijk begraafplaatsen.
Het college van burgemeester en schepenen erkent een lijst met graven van lokaal historisch belang die als kleine onroerende erfgoedelementen worden beschouwd. Deze grafmonumenten worden gedurende 50 jaar bewaard en onderhouden door het gemeentebestuur, overeenkomstig artikel 26§2 van het decreet van 16 januari 2004 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging. De termijn is verlengbaar. Een afschrift van deze lijst met plan wordt bezorgd aan de Vlaamse minister bevoegd voor monumenten en landschappen.
Graven waarvan de concessie verstreken is en niet hernieuwd werden, worden, na een bekendmakingstermijn van 1 jaar, eigendom van de gemeente. Om een groot deel van het funerair erfgoed in stand te houden, kan het college van burgemeester en schepenen voor bepaalde oude grafmonumenten bruikleen toestaan. De grafmonumenten blijven eigendom van de gemeente, maar worden in hergebruik gegeven met de verplichting tot restauratie en onderhoud ervan. Ter compensatie wordt, conform het tarief opgenomen in het tariefreglement gemeentelijke begraafplaatsen, een grafconcessie verleend op het waardevol graf.
Procedure bruikleen:
Indien binnen een periode van 12 maanden na goedkeuring van de overeenkomst door het college van burgemeester en schepenen alle bepalingen in de overeenkomst zijn nageleefd, kent het college een concessie met hergebruik toe voor een periode van 30 jaar. De duur van de concessie met hergebruik neemt een aanvang op de dag waarop het college van burgemeester en schepenen beslist de concessie te verlenen. Het tarief voor plaatsing van een asurne of een kist wordt vastgelegd in het tariefreglement gemeentelijk begraafplaatsen.
Bij het niet naleven van de overeenkomst voor hergebruik van een waardevol grafmonument wordt de aanvrager via aangetekend schrijven in gebreke gesteld. Bij gebrek aan gunstig gevolg op het aangetekend schrijven binnen 30 kalenderdagen, kan het college van burgemeester en schepenen overgaan tot eenzijdige beëindiging van de overeenkomst.
Indien een concessie is toegekend met hergebruik en er wordt onderhoudsverzuim vastgesteld, wordt de procedure verwaarlozing opgestart.
De aanvrager heeft geen recht op compensaties bij de beëindiging of niet hernieuwing van de overeenkomst en de concessie met hergebruik.
Graven waarvan de concessie verstreken is en niet hernieuwd werden, worden, na een bekendmakingstermijn van 1 jaar, eigendom van de gemeente. Om een groot deel van het funerair erfgoed in stand te houden, kan het college van burgemeester en schepenen voor bepaalde oude grafmonumenten meter-/peterschap toestaan. Het college van burgemeester en schepenen beslist welke grafmonumenten in aanmerking komen voor meter- /peterschap. De gemeente blijft eigendom van het grafmonument. De aanvrager verbindt zich ertoe restauratie- en instandhoudingswerken aan het grafmonument uit te voeren. De stoffelijke overschotten blijven onaangeroerd. Bijzetting van nieuwe stoffelijke overschotten is niet mogelijk.
Zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen het peter- of meterschap over een grafmonument verwerven.
Nabestaande(n) van de eerste en tweede graad van de overledene(n), die begraven ligt(gen) in het graf, kunnen geen aanvraag tot peter- of meterschap over het grafmonument indienen.
De gemotiveerde aanvraag moet ingediend worden bij het college van burgemeester en schepenen.
Het college van burgemeester en schepenen beoordeelt de aanvraag op advies van de cultuurdienst.
Na goedkeuring wordt tussen de aanvrager en de gemeente een overeenkomst opgesteld, waarin afspraken omtrent de nodige instandhoudings- en/of restauratiewerken worden bepaald.
Het staat de aanvrager vrij om aan het grafmonument een plaatje aan te brengen met zijn naam en coördinaten en de vermelding dat hij als meter/peter dit grafmonument onderhoudt.
De aanvrager is aansprakelijk voor eventuele schade aan de eigendommen van de gemeente als gevolg van werken die in zijn opdracht werden uitgevoerd.
Het peter- en meterschap wordt aangegaan voor een periode van 10 jaar. Op gemotiveerd verzoek kan telkens een verlenging van 10 jaar aangevraagd worden.
Bij het niet naleven van de voorwaarden ontvangt de aanvrager een aangetekend schrijven. Bij gebrek aan gunstig gevolg op het aangetekend schrijven binnen 30 kalenderdagen, kan het college van burgemeester en schepenen de overeenkomst onmiddellijk en eenzijdig stopzetten.
De aanvrager heeft geen recht op compensaties bij de beëindiging of niet hernieuwing van het meter- of peterschap.
Enkel de gemeenteraad kan beslissen een begraafplaats of een deel ervan te sluiten of te herbestemmen. De beslissing bepaalt de datum waarop niet meer begraven mag worden.
De beslissing tot sluiting of herbestemming wordt minimaal bekendgemaakt door een afschrift van de beslissing uit te hangen aan de ingang van de begraafplaats.
In geval van sluiting of herbestemming van de begraafplaats, of een deel ervan, kunnen de concessiehouders geen aanspraak maken op enige vergoeding. Zij hebben slechts recht op het bekomen van een perceel of nis van dezelfde afmetingen op een andere plaats op de begraafplaats - of bij volledige sluiting van een begraafplaats, op een andere gemeentelijke begraafplaats - tot het einde van de concessietermijn. De eventuele kosten voor het overbrengen van de stoffelijke overschotten, van een vervangende kelder en het overbrengen van de grafmonumenten zijn ten laste van het gemeentebestuur.
Het recht op het kosteloos bekomen van een nieuw perceel of nis is afhankelijk van het indienen van een aanvraag hiertoe, binnen een termijn van 1 jaar, volgend op de bekendmaking van de gemeenteraadsbeslissing tot sluiting of herbestemming. Rekening houdend met de minimale grafrust van 15 jaar, worden concessies waarvan de laatste plaatsing minder dan 15 jaar geleden, tellend vanaf de gemeenteraadsbeslissing tot sluiting of herbestemming, plaatsvond, vrijgesteld van bovenstaande aanvraag en ambtshalve verplaatst.
Gedurende ten minste 10 jaar, na de laatste plaatsing of verstrooiing, mag volstrekt geen gebruik gemaakt worden van de gesloten begraafplaats of gesloten deel van de begraafplaats. Na verloop van die termijn kan de gemeenteraad beslissen een andere bestemming geven aan de gesloten begraafplaats of het gesloten deel van de begraafplaats.
In afwijking op art. 90 van onderhavig reglement, kan de gemeenteraad beslissen om nieuwe plaatsingen op een begraafplaats of een deel ervan uit te sluiten. Hierbij wordt de begraafplaats of een deel ervan niet gesloten. Indien hierdoor bestaande concessierechten vervallen, wordt de procedure tot het kosteloos bekomen van een nieuw perceel, zoals beschreven in art. 92 en 93, toegepast.
Het is verboden:
Het gemeentebestuur staat niet in voor de bewaking van de graven, grafmonumenten of de op de graven geplaatste voorwerpen. Het gemeentebestuur kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade of diefstal op de begraafplaats.
Alle niet in dit reglement voorziene gevallen worden beslecht door het College van Burgemeester en Schepenen, in zoverre zij niet door een wet, besluit of decreet aan een andere overheid worden toegewezen.
Dit reglement gemeentelijke begraafplaatsen treedt in werking vanaf 01 juli 2025 en vervangt integraal alle vorige reglementeringen en beslissingen betreffende hetzelfde onderwerp.
Voor zover wetten, besluiten, decreten, algemene en provinciale reglementen of verordeningen niet in andere straffen voorzien, worden inbreuken op onderhavig reglement bestraft met een gemeentelijke administratieve sanctie, conform de procedure vervat in artikel 119 bis van de Nieuwe Gemeentewet.
Artikel 3: Het goedgekeurde reglement gemeentelijke begraafplaatsen treedt in werking vanaf 1 juli 2025.